Theorie

De druk in een vloeistofkolom die ontstaat als gevolg van de versnelling van die vloeistofkolom wordt gegeven door de volgende uitdrukking: Hierin is de atmosfeerdruk, de dichtheid van de vloeistof, de gravitatieversnelling en de hoogte van de vloeistofkolom. De drukgradient binnen een vloeistofkolom wordt gegeven door: Als een vloeistofkolom wordt versneld, kan men dit proces dus beschrijven met de volgende uitdrukking: Hierin is de druk op de bodem van de buis waarin de vloeistofkolom zich bevindt en de versnelling die de vloeistofkolom ondervindt. Cavitatie is het verschijnsel waarbij openingen met extreem lage druk in vloeistof ontstaan. In het geval van dit practicum ontstaan de openingen in de vloeistofkolom doordat beneden de dampdruk van de vloeistof komt (1000 bar ~ 0 bar). Zodra de versnelling verdwijnt, staan de openingen opnieuw onder hoge druk (de atmosfeerdruk). De openingen storten hierdoor in (een verschijnsel dat wij decavitatie hebben genoemd). De totale dynamica van een met een bol benaderde opening (het ontstaan en het erin storten ervan) kan worden beschreven met de Rayleigh-Plesset-vergelijking: Afkomstig van http://en.wikipedia.org/wiki/Sonoluminescence.